Hond wil niet……

De jonge hond, Beau, wilde niet gaan zitten. De eigenaar begon een beetje ongeduldig te worden. De hond beheerste de oefening, maar volgde het commando niet op. Dat gebeurde de laatste tijd wel vaker dat de hond het vertikte om te gaan zitten. Mevrouw bleef rukjes aan de lijn geven, maar, tot grote ergernis van mevrouw, zonder resultaat.

Mara wilde niet gaan zitten. De eigenaar begon een beetje ongeduldig te worden. De hond beheerste de oefening, maar volgde het commando niet op. Al een week of twee vertikte de hond het om te gaan zitten. Meneer bleef “zit!”roepen, maar, tot grote ergernis van meneer, zonder resultaat.

De Greyhound Layla, net een maand in huis na ‘gered’ te zijn uit Spanje, wilde niet gaan zitten. De eigenaar begon een beetje ongeduldig te worden. De hond zou de oefening toch moeten beheersen, (elke hond kan toch zitten?), maar Layla volgde het commando niet of zelden, en dan scheef, op.

Drie vergelijkbare situaties, drie verschillende oorzaken.

In de eerste setting is het heel erg duidelijk: als je steeds half wordt gekeeld is het logisch dat er aan zitten nou niet bepaald een positieve associatie kleeft. Daarbij: hoe krijg je een hond tot ‘zit’ als de hond los van de lijn is? Er moet dus opnieuw worden getraind om te zorgen dat de hond het zitten op commando gaat beheersen op een verbaal commando en/of een duidelijk gebaar> Het allerbelangrijkst is natuurlijk dat de associatie weer wordt “zitten is leuk!” i.p.v. “zitten betekent pijn in mijn nek”.

In het tweede geval bleek, na flink doorvragen, dat de hond twee weken eerder was uitgegleden op de vloer die men net in de was had gezet. De hond had een soort zijwaartse spagaat gemaakt en durfde nauwelijks meer door de kamer te lopen. Uit onderzoek en foto’s bleken de kruisbanden gescheurd.

Bij de Greyhound is de oorzaak de bouw en bespiering: met name de Greyhounds die op de renbaan hebben gerend en/of zijn ingezet voor de stroperij hebben dermate ontwikkelde bespiering in de bovenbenen dat zitten zoals wij van de meeste honden gewend zijn niet mogelijk is.

Benji is een leuke hond, maar niemand mocht aan hem komen. Als men hem toch over zijn koppie aaide, dan gromde hij en af en toe kon er ook wel een hapje vanaf of er zeker van te zijn dat men het een volgende keer wel uit z’n hoofd liet. Hij was so wie so best moeilijk te hanteren en luisterde alleen wanneer het hem zo uitkwam.

Ranger is een leuke hond, maar sinds een week mag niemand aan hem komen. Als men hem over het hoofd aaide dan viel hij behoorlijk uit en hij had al iemand behoorlijk gebeten. Hij was anders altijd zo makkelijk te hanteren, je kon alles met hem doen en hij luisterde behoorlijk goed.

Twee vergelijkbare situaties, twee totaal verschillende oorzaken.

In de eerste setting betreft het een hond met een dominante aard, die het moeilijk vond om gezag te accepteren. Los van de training, die ervoor zorgde dat de eigenaren beter leiding gaven, werd uitgelegd dat het over het hoofd aaien door een hond als (te) overheersend wordt ervaren. Het is een dominant gebaar dat soms wel door de hond de eigenaar geaccepteerd, maar dan niet door vreemden. Als mensen er een gewoonte van maken om honden onder de kin of op de borst te kriebelen in plaats van over de hond heen hangen en over de kop te aaien, dan kan men veel gedoe en in sommige gevallen zelfs bijtincidenten voorkómen.

In het tweede geval was ook weer doorvragen noodzakelijk, waaruit bleek dat de hond een oorontsteking had gehad. De pijn die de hond had ervaren als men, over zijn hoofd en dus zijn pijnlijke oor aaide was de oorzaak voor de negatieve associatie : aaien over het hoofd doet zeer. De enige manier om die pijn te voorkomen was lelijk doen. Door de hond voorzichtig onder begeleiding weer duidelijk te maken dat aaien, met name over het hoofd, alleen nog maar plezier en lekkers opleverde, konden de eigenaren hun schrik dat de hond plotseling vals en onbetrouwbaar was laten varen. De angst dat zij hun hond als gevaar voor de maatschappij moesten laten inslapen is afgewend en het hele gezin geniet nog dagelijks van Ranger.

Tot slot nog twee nagenoeg identieke voorbeelden met toch weer een totaal andere oorzaak:

Mevrouw was helemaal wanhopig: Het lukte haar maar niet om Bobby zindelijk te krijgen. Ik had het onderwerp al behandeld tijdens de cursus en een ‘stappenplan’ uitgereikt, maar zij had al een aantal lessen en dus ook een gedeelte van die informatie gemist. Zij heeft een eigen bedrijf, is heel veel van huis en soms kwam er dan ineens iets tussen.

Meneer begon een beetje wanhopig te worden: het lukte hem niet om Lady zindelijk te krijgen, was het wel normaal dat een hond zó vaak plaste? Inmiddels viel het hem op dat zij ook kreunde tijdens het plassen. Al mijn adviezen en zindelijksheidstrainingen ten spijt, de hond bleef binnen plassen.

Bij Bobby wilde het muntje niet vallen simpelweg omdat hij veel te weinig naar buiten werd gebracht en te vaak de kans kreeg om het binnen te doen. Bovendien werd Bobby steeds gestraft als ze binnen plaste, waardoor ze het niet meer in het bijzijn van haar eigenaar dúrfde te doen. Het inschakelen van mevrouw’s moeder, die alle tijd had en het geweldig vond om met Bobby te gaan wandelen, als oppas én een hondenuitlaatcentrale bleken uiteindelijk de oplossing van het probleem.

Bij Lady lag de situatie iets moeilijker: bij de eerste melding van vaak/veel plassen adviseer ik altijd om even een plasje op te vangen en door de dierenarts te laten onderzoeken. Elke keer als het onderwerp ter sprake kwam werd gezegd dat de hond blaakte van gezondheid en dat ze het gewoon expres deed. Toen ik enkele weken (!) later van het kreunen hoorde, drong ik aan om nogmaals naar de dierenarts te gaan. Later bleek dat men tóen pas voor de eerste keer naar de dierenarts was gegaan en dat Lady een blaasontsteking bleek te hebben. Het arme hondje had weken eerder met een simpel kuurtje geholpen had kunnen worden en de eigenaar had haar de pijn kunnen besparen als men direct de urine had laten onderzoeken.

Uit het voorgaande blijkt hoe belangrijk het is om altijd éérst medische oorzaken uit te sluiten voordat men verder kijkt hoe men ongewenst gedrag kan veranderen.

Veronica van Ameijde